Fokkerstour Raad van Beheer

Heb je vragen over het fokken? Wil je weten wanneer je wel en wanneer je zeker niet moet fokken met een Labrador?
Laboriginals
Speurneus
Speurneus
Berichten: 2735
Lid geworden op: 31/07/10 21:06
Locatie: Oirschot
Contacteer:

Fokkerstour Raad van Beheer

Ongelezen berichtdoor Laboriginals » 18/06/12 22:08

Is er eigenlijk iemand naar Sessie 1 geweest? Hoe was dat?
Ik ga morgenavond naar Sessie 2 in Woudenberg en volgende week naar Sessie 3 in Breda. Ik zal woensdag wel verslag uitbrengen.
http://www.raadvanbeheer.nl/fokkerij-ge ... programma/

Hanneke

Laboriginals
Speurneus
Speurneus
Berichten: 2735
Lid geworden op: 31/07/10 21:06
Locatie: Oirschot
Contacteer:

Ongelezen berichtdoor Laboriginals » 20/06/12 17:26

Hier het beloofde verslag van gisteravond (in twee delen).

Gisteravond ben ik naar sessie 2 van de Fokkerstour van de Raad van Beheer geweest over het project Inteelt en Verwantschap. Het was een lange zit. Twee lezingen van dik anderhalf uur over taaie kost. Sommige onderwerpen gingen mijn pet te boven. Maar goed, je steekt er altijd wel weer wat van op.

Sprekers waren Kor Oldenbroek en Jack Windig. Beiden zijn betrokken bij het project Inteelt en Verwantschap van de Raad van Beheer. Dat project wordt o.a. gefinancierd door het ministerie van ELI en heeft als doel: het monitoren van de status van de hondenrassen in Nederland en instrumenten ontwikkelen voor het sturen van inteelt en verwantschap in de rassen. Dat doen ze door twee producten te maken: een handboek en een softwareprogramma. Deze moeten in 2013 klaar zijn. Beide heren zijn geneticus en verbonden aan de universiteit van Wageningen. Nog even een leuk feitje: Kor Oldenbroek is tevens verbonden aan het CGN, het Centrum voor Genetische Bronnen. Dit centrum heeft o.a. een genenbank voor planten, dieren en bomen en bevat ook een spermabank van o.a. hondenrassen. Goed om te weten dat, mocht er iets helemaal misgaan met een soort, er nog een escape is.

De eerste lezing was van Kor Oldenbroek en ging over Achtergrond van de Rassen, met als hoofdstukken: domesticatie, genetica en fokkerij.

Domesticatie
De hond is ontstaan door domesticatie van wolven. Hoe dat precies gegaan is, is onbekend, maar samenwerking bij de voedselverwerving zal een rol hebben gespeeld. De hond is het oudst bekende huisdier. Wat is een huisdier?
• Domesticatie is het maken van een nieuw dier, een huisdier, uit een wild dier.
• De gevolgen voor het huisdier zijn, dat zijn hele leven wordt bepaald door de mens. De mens bepaalt het begin en eind van zijn leven.
• Het uiterlijk en de fysiologie worden helemaal aangepast aan de wensen van de mens.
• Ook het leven van de mens verandert door het houden van huisdieren.

Niet iedere diersoort is geschikt voor domesticatie, daar zijn een aantal voorwaarden voor nodig.

Mensen waaierden met hun huisdieren uit over de hele wereld. In al die streken ontwikkelden zich ´landrassen´ door natuurlijke selectie en het betrekkelijke isolement waarin die populaties leefden. Die landrassen waren goed aangepast aan de plaatselijke omstandigheden. De dieren leken wel op elkaar qua type, maar vormden toch een bont gezelschap. Uit die landrassen zijn de moderne standaardrassen gevormd. Die zijn ontstaan door menselijke selectie. Vanaf de introductie van rasstandaards en stamboeken is de natuurlijke selectie en diversiteit verdwenen. Er wordt nu gefokt in gesloten populaties met slechts een klein deel van de dieren. Door menselijk ingrijpen worden ook minder vruchtbare en minder vitale dieren ingezet voor de fokkerij, waardoor de natuurlijke selectie op fitness gemakkelijk kan verdwijnen.

Stoomcursus genetica
De basis van de vererving weet iedereen wel, dus die sla ik over.
Misschien nog even dit: met de verwantschapscoëfficient geef je het percentage DNA aan dat afstamt van een gemeenschappelijke voorouder. Hierbij heb je het altijd over twee dieren.
De inteeltcoëfficient gaat over een individueel dier en geeft de kans aan dat dat dier dezelfde allelen heeft gekregen van gemeenschappelijke voorouders.
Erfelijkheidsgraad = hoeveel van de variatie in een kenmerk komt door erfelijkheid. De erfelijkheidsgraad van een kenmerk bepaalt hoe precies je een fokwaarde kan schatten. Eigenschappen die sterk genetisch bepaald zijn (hoge erfelijkheidsgraad), zijn gemakkelijk te beïnvloeden door selectie. Bijv. schofthoogte wordt sterk bepaald door genetische invloeden en nauwelijks door milieu-invloeden en is dus gemakkelijk te veranderen via selectie. Maar bijv. nestgrootte wordt niet sterk genetisch bepaald en wel sterk door milieu-invloeden en is dus moeilijk via selectie te beïnvloeden.

Fokkerij
In de hondenfokkerij gebeurt het fokken (lees: de selectie) meestal op gevoel en ervaring. Dit is weinig effectief. De wetenschappelijke systematische aanpak bij de landbouwdieren is stukken effectiever. Belangrijkste zaak is het vaststellen van een fokprogramma. D.w.z. dat fokkers gezamenlijk systematisch volgens een plan fokken. Die structuur is de basis voor erfelijke verbetering.
Dan moet je eerst gebruiksdoelen en fokdoelen stellen. Bijv. oud worden, goed karakter, gemakkelijk drachtig, berekend op de taak , enz. Niet te veel doelen tegelijk stellen, want dat is onhaalbaar. Vervolgens is het belangrijk om dieren goed te identificeren en hun kenmerken te registreren, bijv. via testen, onderzoeken, vruchtbaarheidsgegevens (ook het leeg blijven!). Vervolgens wordt van alle gebruiksdoelen en fokdoelen een fokwaardeschatting berekend. En daarmee ga je ouderdieren selecteren. Hierbij waarschuwde hij, dat je voldoende variatie moet houden. Niet alleen de allerbeste dieren zijn goed om te fokken, ook alles wat daaronder zit. Niet alleen maar naar de kampioenen lopen. Hij gaf als voorbeeld de Nederlandse tuigpaarden, waar om de 20 jaar een dier van buiten het stamboek moet worden ingezet, omdat anders de inteelt te hoog oploopt. En dat voornamelijk vanwege het veelvuldig gebruik van kampioenen. Verder: niet te veel dieren afkeuren. Niet alleen streng selecteren op één kenmerk, want dan krijg je weer andere afwijkingen.

Bij het terugdringen van erfelijke aandoeningen zijn de dragers het probleem, want die zie je niet. Een methode om dragers op te sporen is nestinventarisatie. Als er een test beschikbaar is, is het helemaal gemakkelijk. Met name in Amerika en Canada worden momenteel in snel tempo goede resultaten geboekt bij het ontwikkelen van allerlei testen.
Probleem bij markertesten: het verschijnsel recombinatie. Wat is dat? Vlak voordat een cel zaadcel of eicel wordt, moeten de DNA-strengen in die cel gesplitst worden, zodat er van ieder gen maar één exemplaar in de zaad- of eicel terechtkomt. Daarvoor gaan de DNA-strengen tegen elkaar aanliggen en kunnen er stukjes van de ene streng overgaan naar de andere. Als nou toevallig het stukje (de locus) met de marker overgaat en het stukje met het foute gen niet, geeft de markertest dus een fout resultaat. Want dan is wel de marker in de pup terechtgekomen, maar niet het foute gen. En er loopt dan misschien ook een hond rond met een fout gen zonder marker. Dit risico is groot als marker en gen ver van elkaar afliggen. Hoe dichter ze bij elkaar liggen, hoe minder het risico dat ze door recombinatie worden gescheiden. Daarom zoeken onderzoekers altijd naar markers die heel dicht bij het foute gen liggen.

Tot slot legde hij nog uit hoe ouderschapsverificatie a.h.v. dna werkt. We kregen daarvoor een opgave om in de pauze over na te denken.

PAUZE (straks verder met de volgende lezing)


Terug naar “Fokken met Labradors”