Stress bij werkhonden onderzocht
Geplaatst: 26 nov 2008, 17:53
Bron: LosVast
ADL-hond ervaart minder spanning dan blindengeleidehond
ADL-honden moeten 24 uur per dag voor hun baasje of vrouwtje klaar staan om te assisteren bij een taak in het dagelijkse leven. Blindengeleidehonden ondersteunen visueel gehandicapte mensen met name in het bewegen buitenshuis en hebben dus een beperkter taak dan hun ADL-collega’s. Je zou dus verwachten dat ADL-honden een zwaardere baan hebben. Toch lijkt het er op dat blindengeleidehonden meer spanning ervaren en hun job tot ongewenste stress kan leiden. Dat is de conclusie die getrokken kan worden naar aanleiding van een recent onderzoek dat onder gebruikers van beide soorten werkhonden is gehouden.
Door Lotte Bloemendaal
In het kader van de opleiding Toegepaste Natuurgeneeskunde aan instituut Silverlinde te Breda heb ik een afstudeeronderzoek gedaan naar het welzijn van hulphonden. Ik vroeg mij af hoe ‘natuurlijk’ het werk van een hulphond is, of de hulphond ook hond kan zijn en of het werk voldoende tegemoet komt aan het soorteigen gedrag. Uitgangspunt was dat hoe meer het werk van de hond tegemoet kan komen aan soorteigen gedrag, hoe beter het gesteld is met het welzijn. Ik verwachtte dat de ADL-hond een ‘zwaardere baan’ heeft dan de geleidehond, omdat hij altijd, 24 uur per dag, inzetbaar moet zijn. De hulphonden in dit onderzoek waren de ADL-hond (ADL staat voor Algemeen Dagelijkse Levensbehoeften) en de blindengeleidehond.
In de natuurgeneeskundige visie is het voor het welzijn van het dier belangrijk dat zoveel mogelijk tegemoet kan worden gekomen aan het soorteigen gedrag. Voor het bepalen van deze behoeften heb ik gebruik gemaakt van gedragssystemen die ethologen beschouwen als de basis voor gedrag van alle dieren. Het gaat om voedsel verwerven, zelfverzorging, slapen en rusten, voortplanting, zorg geven, exploreren, predator vermijdend gedrag en antagonistisch gedrag.
Voedsel verwerven omvat gedragingen die gericht zijn op het verkrijgen van eten en drinken. In het dagelijks leven van onze huishond vinden we allerlei gedragingen terug die te maken hebben met het opsporen, bejagen, vangen en doden van de prooi. Bijvoorbeeld snuffelen, maar ook rollen in viezigheid om de eigen geur te maskeren, achter een bal aan rennen en deze bij de baas brengen. Apporteren, belangrijke taak van de ADL-hond, heb ik gerangschikt onder voedsel verwerven.
Aan zelfverzorging kunnen honden toekomen als ze kunnen slapen en rusten. Kunnen ze dit voldoende dan komen ze ook voldoende toe aan zelfverzorging. Uit de literatuur blijkt dat wilde honden en wolven minstens de helft van hun dag besteden aan slapen of rusten. Of dit voor gedomesticeerde honden ook geldt, is mij niet bekend, maar ik ben ervan uit gegaan dat, als de hond twaalf uur per etmaal kan slapen/rusten, dat voldoende is.
Exploreren
Bij exploreren gaat het om het verkennen en onderzoeken van de leefomgeving. Hieronder valt ook de behoefte aan nieuwe prikkels, afwisseling en beweging. Het lopen van een nieuwe route bijvoorbeeld, geeft de geleidehond afwisseling en nieuwe prikkels. Honden komen aan deze behoefte het best toe als ze kunnen loslopen. Een algemeen geaccepteerde norm is dat de hond een half uur per dag moet kunnen loslopen. Wanneer dit minder gebeurt, moet dit gecompenseerd worden met andere activiteiten, zoals spel.
Predator vermijdend gedrag drukt zich bij een jager als de hond uit in de behoefte aan veiligheid. Een hond moet zich veilig voelen wil hij goed kunnen functioneren. Dat betekent voor de hulphond onder andere dat hij om moet kunnen gaan met voor hem onveilige situaties zoals druk verkeer. Het is moeilijk te zeggen of de hond al dan niet voldoende tegemoet kan komen aan deze behoefte, omdat dat ook van de reactie van de baas op het gedrag van de hond afhangt. Maar bevindt de hond zich vaker dan eens per week in een voor hem onveilige situatie waarop hij met negatieve spanning reageert, dan vond ik dit te veel.
Antagonistisch gedrag treedt op bij wedijver tussen individuen. Dit omvat zowel agressief als onderdanig gedrag. Het gaat hier in beginsel om contact tussen soortgenoten, maar ik heb hier ook de fysieke en mentale interactie tussen hond en baas onder gerekend. Het werk dat hulphond en baas samen doen valt daarom hieronder, maar ook spel en appèl bevatten een antagonistische component waarin dominantie en onderwerping een rol spelen.
Spanningssignalen
Komt de hond onvoldoende toe aan soorteigen gedrag, dan kan stress het gevolg zijn. Stress wordt onder andere geuit in stresssignalen. Vertoont de hond vaker dan eens per week stresssignalen in relatie tot het werk, dan ben ik ervan uit gegaan dat het werk het welzijn van de hond mogelijk bedreigt. Het gaat hier om signalen die een negatieve spanning weergeven en die zich blijven herhalen: chronische stress.
Wat in het dagelijks leven meestal stress wordt genoemd heb ik spanning genoemd, dat is neutraler. Spanning hoeft niet alleen negatief te zijn, er is ook positieve spanning. Of een signaal positief of negatief is, kan worden opgemaakt uit de context. Indicatoren voor spanning zijn tongelen, bek aflikken (een stukje van de tong even uitsteken), poot heffen (een van de voorpoten), trillen, vacht uitschudden (niet vanwege natte vacht), gapen, niezen, kwispelen (laag en snel), hoge geluiden, hijgen of kwijlen, zichzelf krabben.
Werkwijze
Ik heb twee steekproeven genomen omdat het werk van de twee typen honden verschilt. Er waren tien ADL-hondgebruikers en veertien geleidehondgebruikers. Deze steekproeven zijn klein en de resultaten moeten dan ook in dat licht bekeken worden. Door middel van vragenlijsten heb ik onderzocht of het werk van de honden het welzijn in de weg staat. Als primaire indicatie daarvoor beschouwde ik de antwoorden op de vragen:
- Wat doet je hond als je hem bij je roept om zijn jas/tuig aan te doen, wanneer jullie weggaan om te werken?
- In welke houding loopt je hond naast de rolstoel/in tuig?
- Vertoont je hond een van onderstaande gedragingen (waarmee ik eerder genoemde spanningssignalen bedoel)?
Antwoorden op deze vragen heb ik afgezet tegen de andere vragen die zijn afgeleid van de genoemde ‘hondse behoeften’ en van de realiteit van het werk van de hulphond. Daarnaast heb ik gevraagd naar leeftijd en tijd bij de gebruiker omdat deze volgens mij van invloed zijn op het werk. Bovendien heb ik gevraagd naar ras, omdat ik aandacht wilde besteden aan de oorspronkelijke taak van het ras in vergelijking met het werk van hulphond.
De vragen vereisten het observeren van gedrag, zonder te interpreteren. Dit is moeilijk, zelfs voor ervaren mensen. Het is nog moeilijker wanneer je je hond niet kunt zien. Dit probleem heb ik gedeeltelijk ondervangen door een telefonisch interview met alle respondenten, waarin ik heb doorgevraagd naar context en frequentie van gedrag. Het probleem is niet helemaal op te lossen en beïnvloedt de kwaliteit van de verstrekte gegevens. Ik weet echter als ervaringsdeskundige dat een aantal gedragingen ook met andere zintuigen waar te nemen zijn, bijvoorbeeld vacht uitschudden, niezen, hoge geluiden, hijgen, zichzelf krabben. Ik heb dit beschouwd als voldoende om signalen te kunnen rapporteren.
Conclusies
Wat kan uit de beantwoording van de vragenlijsten worden geconcludeerd? Een aantal in het oog springende zaken zal ik bespreken.
Het lopen naast de rolstoel of. in het tuig. De houding is bij alle honden over het algemeen ontspannen. Bij de geleidehonden geven opvallend meer gebruikers aan dat het tempo soms hoog is. Dit ligt voor de hand. Het basistempo van een hond is hoger dan dat van mensen. Ik hoef alleen maar te kijken naar mijn eigen hond, die mij in het bos op een sukkeldrafje moeiteloos voorbij gaat. In een rolstoel kan de gebruiker sneller rijden dan geleidehondgebruikers kunnen lopen. Geleidehondgebruikers zullen dus eerder het tempo als hoog ervaren.
Geleidehondgebruikers geven vaker aan dat de houding in het tuig afhangt van de context: bijvoorbeeld staart hoog als de hond een andere hond ziet, tempo laag als hond en gebruiker bijvoorbeeld terug naar kantoor gaan na het uitlaten. Door het lagere looptempo heeft de geleidehond meer tijd om met zijn omgeving bezig te zijn. ADL-hondgebruikers kunnen zien wat er om hen heen gebeurt en kunnen dus anticiperen op zaken waarop de hond kan reageren. Geleidehondgebruikers weten pas dat er wat aan de hand is als ze merken dat de hond op iets reageert. Geleidehondgebruikers lopen dus vaker achter de feiten aan.
Leeftijd
Geen enkele ADL- of geleidehond is geestelijk volwassen bij aflevering. Met name voor de geleidehond vind ik dit een aandachtspunt. Het werk van de geleidehond vraagt gedurende langere tijd concentratie van de hond. Als een geleidehond het tuig om heeft, moet er gewerkt worden. Het gaat om de veiligheid van de gebruiker. Geleidehonden moeten initiatief nemen om zelfstandig problemen op te lossen, ze moeten een commando van de baas soms weigeren. Bovendien brengt het zelfstandig werken met een visueel gehandicapte, zeker het eerste half jaar misverstanden en onduidelijkheid voor de hond met zich mee. Dit alles is een hele opgave voor een jonge hond. Ik heb daarom aanbevolen geleidehonden niet jonger dan op een leeftijd van twee jaar af te leveren.
Rassen
De Retriever is bij de ADL-honden en de geleidehonden uit de steekproef veruit het meest voorkomende ras, maar bij de geleidehonden komt de Duitse Herdershond ook voor. Het werk van de ADL-hond past goed bij de Retriever. Hij is een apporterende jachthond op waterwild die moet wachten tot hij de prooi mag gaan halen en zacht in de bek moet zijn. In het werk kan de ADL-hond apporteren, dingen in de bek dragen, aan dingen trekken (spel) en intensief bezig zijn met de eigenaar. Het werk vraagt korte momenten van concentratie: iets pakken, een deur opendoen.
Het werk van de geleidehond lijkt, gezien de oorspronkelijke taak van de Retriever, niet zo passend bij het ras. Echter, er zijn verschillende foklijnen bij zowel de Golden als de Labrador Retriever en er wordt inmiddels ook gefokt met honden die bewezen hebben goede geleidehonden voort te brengen. Bovendien vindt de Retriever het fijn om samen met de baas iets te ondernemen en daar krijgt hij voldoende de kans voor. In de praktijk blijkt dat de kruising Labrador - Golden Retriever vaak het beste van beide rassen verenigt: hij kan wat meer hebben dan de Golden en is wat minder koppig dan de Labrador.
De Duitse Herdershond lijkt als ras minstens zo geschikt voor het geleidewerk. De werklust, de alertheid en de zelfstandigheid van dit ras passen goed bij de taken van een geleidehond. In de praktijk blijkt het echter moeilijker deze honden op jonge leeftijd te verplaatsen van fokgastgezin naar puppywalker, van puppywalker naar school, van school naar gebruiker. Sommige opleidingen kiezen er dan ook voor Herdershonden niet in de kennel op te leiden, maar bij een trainer thuis, maar er zijn ook opleidingen die helemaal geen Herdershonden nemen om op te leiden. De Retriever laat zich gemakkelijker verplaatsen en is gemakkelijker in te passen in een leven waar hij bijvoorbeeld moet kunnen functioneren op plaatsen met veel drukte of met uiteenlopende soorten mensen. De Herdershond kan hier meer moeite mee hebben door zijn grotere territorium- en beschermingsdrang. Om leiding te geven aan een Herdershond lijkt wat ervaring met honden wel wenselijk.
Hondse behoeften
De hondse behoeften waaraan de ADL-honden in het werk toekomen zijn voedsel verwerven en antagonistisch gedrag. Daarnaast kunnen ze voldoende slapen en rusten, ondanks het feit dat ze op elk moment van de dag geroepen kunnen worden om iets voor de baas te doen. Tijdens activiteiten buiten het werk om komen bijna alle honden voldoende toe aan exploreren. Negen van de tien honden komen op mij over als honden in balans, voor wie het werk het welzijn niet in de weg staat, maar juist bevordert. De hond moet wel activiteiten buiten het werk om hebben, om ook aan andere behoeften toe te komen.
De hondse behoefte waaraan geleidehonden in het werk het meest kunnen voldoen is antagonistisch gedrag. Daarnaast komen ze voldoende toe aan slapen en rusten. Tijdens activiteiten buiten het werk om komen bijna alle honden voldoende toe aan exploreren. Van vier van de veertien honden betwijfelde ik of ze in balans zijn, maar om er definitief iets over te zeggen, zou ik ze moeten ‘zien’.
Het valt op dat veel minder ADL-honden spanningssignalen laten zien dan geleidehonden. Dit is des te opmerkelijker omdat ADL-hondgebruikers beter in staat zijn deze gedragingen waar te nemen dan visueel gehandicapte geleidehondgebruikers. Mijn oorspronkelijke verwachting was dat de ADL-hond een zwaardere baan heeft; deze is dus niet uitgekomen. Opvallend was dat bijna alle ADL-hondgebruikers zeiden dat ze het werk met de hond zien als spel. Deze opvatting ben ik bij de geleidehondgebruikers niet tegengekomen.
De druk waaronder geleidehonden werken kan een bedreiging zijn voor het welzijn. Dat wil echter niet zeggen dat geleidehonden geen plezier kunnen hebben in het werk, integendeel. Plezier in het werk is mijns inziens een voorwaarde om goed te kunnen presteren. Maar de geleidehond heeft nog meer dan de ADL-hond activiteiten buiten het werk nodig voor zijn welzijn.
Geen van beide werkhonden kunnen in het werk dus volledig hond zijn (hoewel de ADL-hond meer dan de geleidehond). Beiden hebben activiteiten buiten het werk nodig voor hun welzijn. Het werk van de ADL-hond past wel beter bij het meest gebruikte ras dan dat van de geleidehond.
Dit zijn de belangrijkste bevindingen uit mijn onderzoek. Gelet op de beperkingen bij het onderzoek moet met de conclusies voorzichtig worden omgegaan.
Lotte Bloemendaal heeft een natuurgeneeskundige adviespraktijk, Dognature. http://www.dognature.nl" onclick="window.open(this.href);return false;
[KADER 1E TEKSTPAGINA]
Geleidehond en ADL-hond
Een geleidehond leidt zijn baas veilig over straat. De baas weet waarheen hij wil en geeft route aanwijzingen aan de hond, zoals links of rechts. De baas moet dus zelf de weg weten. De hond omzeilt op eigen initiatief obstakels en stopt voor stoepjes en trappen. Op commando zoekt hij een deur, een bushalte, een treiningang, een lege zitplaats. De geleidehond werkt voor een deel zelfstandig, op eigen initiatief. Hij moet soms zelfs een commando weigeren, wanneer het opvolgen ervan leidt tot een onveilige situatie.
Een ADL-hond assisteert bij activiteiten in het dagelijks leven, bijvoorbeeld jas uittrekken, apporteren van allerlei dingen zoals de post, voorwerpen oprapen, licht- of liftknoppen bedienen, deuren open en dicht doen. De hond vervult deze opdrachten uitsluitend op commando van de baas, maar zal, wanneer hij ervaring opdoet, op de hulpvraag gaan anticiperen, bijvoorbeeld wanneer hij wat hoort vallen.
Foto’s
(Als iemand de hele thesis wil, stuur me dan een pb en ik breng je dan in contact met Lotte, de auteur)
ADL-hond ervaart minder spanning dan blindengeleidehond
ADL-honden moeten 24 uur per dag voor hun baasje of vrouwtje klaar staan om te assisteren bij een taak in het dagelijkse leven. Blindengeleidehonden ondersteunen visueel gehandicapte mensen met name in het bewegen buitenshuis en hebben dus een beperkter taak dan hun ADL-collega’s. Je zou dus verwachten dat ADL-honden een zwaardere baan hebben. Toch lijkt het er op dat blindengeleidehonden meer spanning ervaren en hun job tot ongewenste stress kan leiden. Dat is de conclusie die getrokken kan worden naar aanleiding van een recent onderzoek dat onder gebruikers van beide soorten werkhonden is gehouden.
Door Lotte Bloemendaal
In het kader van de opleiding Toegepaste Natuurgeneeskunde aan instituut Silverlinde te Breda heb ik een afstudeeronderzoek gedaan naar het welzijn van hulphonden. Ik vroeg mij af hoe ‘natuurlijk’ het werk van een hulphond is, of de hulphond ook hond kan zijn en of het werk voldoende tegemoet komt aan het soorteigen gedrag. Uitgangspunt was dat hoe meer het werk van de hond tegemoet kan komen aan soorteigen gedrag, hoe beter het gesteld is met het welzijn. Ik verwachtte dat de ADL-hond een ‘zwaardere baan’ heeft dan de geleidehond, omdat hij altijd, 24 uur per dag, inzetbaar moet zijn. De hulphonden in dit onderzoek waren de ADL-hond (ADL staat voor Algemeen Dagelijkse Levensbehoeften) en de blindengeleidehond.
In de natuurgeneeskundige visie is het voor het welzijn van het dier belangrijk dat zoveel mogelijk tegemoet kan worden gekomen aan het soorteigen gedrag. Voor het bepalen van deze behoeften heb ik gebruik gemaakt van gedragssystemen die ethologen beschouwen als de basis voor gedrag van alle dieren. Het gaat om voedsel verwerven, zelfverzorging, slapen en rusten, voortplanting, zorg geven, exploreren, predator vermijdend gedrag en antagonistisch gedrag.
Voedsel verwerven omvat gedragingen die gericht zijn op het verkrijgen van eten en drinken. In het dagelijks leven van onze huishond vinden we allerlei gedragingen terug die te maken hebben met het opsporen, bejagen, vangen en doden van de prooi. Bijvoorbeeld snuffelen, maar ook rollen in viezigheid om de eigen geur te maskeren, achter een bal aan rennen en deze bij de baas brengen. Apporteren, belangrijke taak van de ADL-hond, heb ik gerangschikt onder voedsel verwerven.
Aan zelfverzorging kunnen honden toekomen als ze kunnen slapen en rusten. Kunnen ze dit voldoende dan komen ze ook voldoende toe aan zelfverzorging. Uit de literatuur blijkt dat wilde honden en wolven minstens de helft van hun dag besteden aan slapen of rusten. Of dit voor gedomesticeerde honden ook geldt, is mij niet bekend, maar ik ben ervan uit gegaan dat, als de hond twaalf uur per etmaal kan slapen/rusten, dat voldoende is.
Exploreren
Bij exploreren gaat het om het verkennen en onderzoeken van de leefomgeving. Hieronder valt ook de behoefte aan nieuwe prikkels, afwisseling en beweging. Het lopen van een nieuwe route bijvoorbeeld, geeft de geleidehond afwisseling en nieuwe prikkels. Honden komen aan deze behoefte het best toe als ze kunnen loslopen. Een algemeen geaccepteerde norm is dat de hond een half uur per dag moet kunnen loslopen. Wanneer dit minder gebeurt, moet dit gecompenseerd worden met andere activiteiten, zoals spel.
Predator vermijdend gedrag drukt zich bij een jager als de hond uit in de behoefte aan veiligheid. Een hond moet zich veilig voelen wil hij goed kunnen functioneren. Dat betekent voor de hulphond onder andere dat hij om moet kunnen gaan met voor hem onveilige situaties zoals druk verkeer. Het is moeilijk te zeggen of de hond al dan niet voldoende tegemoet kan komen aan deze behoefte, omdat dat ook van de reactie van de baas op het gedrag van de hond afhangt. Maar bevindt de hond zich vaker dan eens per week in een voor hem onveilige situatie waarop hij met negatieve spanning reageert, dan vond ik dit te veel.
Antagonistisch gedrag treedt op bij wedijver tussen individuen. Dit omvat zowel agressief als onderdanig gedrag. Het gaat hier in beginsel om contact tussen soortgenoten, maar ik heb hier ook de fysieke en mentale interactie tussen hond en baas onder gerekend. Het werk dat hulphond en baas samen doen valt daarom hieronder, maar ook spel en appèl bevatten een antagonistische component waarin dominantie en onderwerping een rol spelen.
Spanningssignalen
Komt de hond onvoldoende toe aan soorteigen gedrag, dan kan stress het gevolg zijn. Stress wordt onder andere geuit in stresssignalen. Vertoont de hond vaker dan eens per week stresssignalen in relatie tot het werk, dan ben ik ervan uit gegaan dat het werk het welzijn van de hond mogelijk bedreigt. Het gaat hier om signalen die een negatieve spanning weergeven en die zich blijven herhalen: chronische stress.
Wat in het dagelijks leven meestal stress wordt genoemd heb ik spanning genoemd, dat is neutraler. Spanning hoeft niet alleen negatief te zijn, er is ook positieve spanning. Of een signaal positief of negatief is, kan worden opgemaakt uit de context. Indicatoren voor spanning zijn tongelen, bek aflikken (een stukje van de tong even uitsteken), poot heffen (een van de voorpoten), trillen, vacht uitschudden (niet vanwege natte vacht), gapen, niezen, kwispelen (laag en snel), hoge geluiden, hijgen of kwijlen, zichzelf krabben.
Werkwijze
Ik heb twee steekproeven genomen omdat het werk van de twee typen honden verschilt. Er waren tien ADL-hondgebruikers en veertien geleidehondgebruikers. Deze steekproeven zijn klein en de resultaten moeten dan ook in dat licht bekeken worden. Door middel van vragenlijsten heb ik onderzocht of het werk van de honden het welzijn in de weg staat. Als primaire indicatie daarvoor beschouwde ik de antwoorden op de vragen:
- Wat doet je hond als je hem bij je roept om zijn jas/tuig aan te doen, wanneer jullie weggaan om te werken?
- In welke houding loopt je hond naast de rolstoel/in tuig?
- Vertoont je hond een van onderstaande gedragingen (waarmee ik eerder genoemde spanningssignalen bedoel)?
Antwoorden op deze vragen heb ik afgezet tegen de andere vragen die zijn afgeleid van de genoemde ‘hondse behoeften’ en van de realiteit van het werk van de hulphond. Daarnaast heb ik gevraagd naar leeftijd en tijd bij de gebruiker omdat deze volgens mij van invloed zijn op het werk. Bovendien heb ik gevraagd naar ras, omdat ik aandacht wilde besteden aan de oorspronkelijke taak van het ras in vergelijking met het werk van hulphond.
De vragen vereisten het observeren van gedrag, zonder te interpreteren. Dit is moeilijk, zelfs voor ervaren mensen. Het is nog moeilijker wanneer je je hond niet kunt zien. Dit probleem heb ik gedeeltelijk ondervangen door een telefonisch interview met alle respondenten, waarin ik heb doorgevraagd naar context en frequentie van gedrag. Het probleem is niet helemaal op te lossen en beïnvloedt de kwaliteit van de verstrekte gegevens. Ik weet echter als ervaringsdeskundige dat een aantal gedragingen ook met andere zintuigen waar te nemen zijn, bijvoorbeeld vacht uitschudden, niezen, hoge geluiden, hijgen, zichzelf krabben. Ik heb dit beschouwd als voldoende om signalen te kunnen rapporteren.
Conclusies
Wat kan uit de beantwoording van de vragenlijsten worden geconcludeerd? Een aantal in het oog springende zaken zal ik bespreken.
Het lopen naast de rolstoel of. in het tuig. De houding is bij alle honden over het algemeen ontspannen. Bij de geleidehonden geven opvallend meer gebruikers aan dat het tempo soms hoog is. Dit ligt voor de hand. Het basistempo van een hond is hoger dan dat van mensen. Ik hoef alleen maar te kijken naar mijn eigen hond, die mij in het bos op een sukkeldrafje moeiteloos voorbij gaat. In een rolstoel kan de gebruiker sneller rijden dan geleidehondgebruikers kunnen lopen. Geleidehondgebruikers zullen dus eerder het tempo als hoog ervaren.
Geleidehondgebruikers geven vaker aan dat de houding in het tuig afhangt van de context: bijvoorbeeld staart hoog als de hond een andere hond ziet, tempo laag als hond en gebruiker bijvoorbeeld terug naar kantoor gaan na het uitlaten. Door het lagere looptempo heeft de geleidehond meer tijd om met zijn omgeving bezig te zijn. ADL-hondgebruikers kunnen zien wat er om hen heen gebeurt en kunnen dus anticiperen op zaken waarop de hond kan reageren. Geleidehondgebruikers weten pas dat er wat aan de hand is als ze merken dat de hond op iets reageert. Geleidehondgebruikers lopen dus vaker achter de feiten aan.
Leeftijd
Geen enkele ADL- of geleidehond is geestelijk volwassen bij aflevering. Met name voor de geleidehond vind ik dit een aandachtspunt. Het werk van de geleidehond vraagt gedurende langere tijd concentratie van de hond. Als een geleidehond het tuig om heeft, moet er gewerkt worden. Het gaat om de veiligheid van de gebruiker. Geleidehonden moeten initiatief nemen om zelfstandig problemen op te lossen, ze moeten een commando van de baas soms weigeren. Bovendien brengt het zelfstandig werken met een visueel gehandicapte, zeker het eerste half jaar misverstanden en onduidelijkheid voor de hond met zich mee. Dit alles is een hele opgave voor een jonge hond. Ik heb daarom aanbevolen geleidehonden niet jonger dan op een leeftijd van twee jaar af te leveren.
Rassen
De Retriever is bij de ADL-honden en de geleidehonden uit de steekproef veruit het meest voorkomende ras, maar bij de geleidehonden komt de Duitse Herdershond ook voor. Het werk van de ADL-hond past goed bij de Retriever. Hij is een apporterende jachthond op waterwild die moet wachten tot hij de prooi mag gaan halen en zacht in de bek moet zijn. In het werk kan de ADL-hond apporteren, dingen in de bek dragen, aan dingen trekken (spel) en intensief bezig zijn met de eigenaar. Het werk vraagt korte momenten van concentratie: iets pakken, een deur opendoen.
Het werk van de geleidehond lijkt, gezien de oorspronkelijke taak van de Retriever, niet zo passend bij het ras. Echter, er zijn verschillende foklijnen bij zowel de Golden als de Labrador Retriever en er wordt inmiddels ook gefokt met honden die bewezen hebben goede geleidehonden voort te brengen. Bovendien vindt de Retriever het fijn om samen met de baas iets te ondernemen en daar krijgt hij voldoende de kans voor. In de praktijk blijkt dat de kruising Labrador - Golden Retriever vaak het beste van beide rassen verenigt: hij kan wat meer hebben dan de Golden en is wat minder koppig dan de Labrador.
De Duitse Herdershond lijkt als ras minstens zo geschikt voor het geleidewerk. De werklust, de alertheid en de zelfstandigheid van dit ras passen goed bij de taken van een geleidehond. In de praktijk blijkt het echter moeilijker deze honden op jonge leeftijd te verplaatsen van fokgastgezin naar puppywalker, van puppywalker naar school, van school naar gebruiker. Sommige opleidingen kiezen er dan ook voor Herdershonden niet in de kennel op te leiden, maar bij een trainer thuis, maar er zijn ook opleidingen die helemaal geen Herdershonden nemen om op te leiden. De Retriever laat zich gemakkelijker verplaatsen en is gemakkelijker in te passen in een leven waar hij bijvoorbeeld moet kunnen functioneren op plaatsen met veel drukte of met uiteenlopende soorten mensen. De Herdershond kan hier meer moeite mee hebben door zijn grotere territorium- en beschermingsdrang. Om leiding te geven aan een Herdershond lijkt wat ervaring met honden wel wenselijk.
Hondse behoeften
De hondse behoeften waaraan de ADL-honden in het werk toekomen zijn voedsel verwerven en antagonistisch gedrag. Daarnaast kunnen ze voldoende slapen en rusten, ondanks het feit dat ze op elk moment van de dag geroepen kunnen worden om iets voor de baas te doen. Tijdens activiteiten buiten het werk om komen bijna alle honden voldoende toe aan exploreren. Negen van de tien honden komen op mij over als honden in balans, voor wie het werk het welzijn niet in de weg staat, maar juist bevordert. De hond moet wel activiteiten buiten het werk om hebben, om ook aan andere behoeften toe te komen.
De hondse behoefte waaraan geleidehonden in het werk het meest kunnen voldoen is antagonistisch gedrag. Daarnaast komen ze voldoende toe aan slapen en rusten. Tijdens activiteiten buiten het werk om komen bijna alle honden voldoende toe aan exploreren. Van vier van de veertien honden betwijfelde ik of ze in balans zijn, maar om er definitief iets over te zeggen, zou ik ze moeten ‘zien’.
Het valt op dat veel minder ADL-honden spanningssignalen laten zien dan geleidehonden. Dit is des te opmerkelijker omdat ADL-hondgebruikers beter in staat zijn deze gedragingen waar te nemen dan visueel gehandicapte geleidehondgebruikers. Mijn oorspronkelijke verwachting was dat de ADL-hond een zwaardere baan heeft; deze is dus niet uitgekomen. Opvallend was dat bijna alle ADL-hondgebruikers zeiden dat ze het werk met de hond zien als spel. Deze opvatting ben ik bij de geleidehondgebruikers niet tegengekomen.
De druk waaronder geleidehonden werken kan een bedreiging zijn voor het welzijn. Dat wil echter niet zeggen dat geleidehonden geen plezier kunnen hebben in het werk, integendeel. Plezier in het werk is mijns inziens een voorwaarde om goed te kunnen presteren. Maar de geleidehond heeft nog meer dan de ADL-hond activiteiten buiten het werk nodig voor zijn welzijn.
Geen van beide werkhonden kunnen in het werk dus volledig hond zijn (hoewel de ADL-hond meer dan de geleidehond). Beiden hebben activiteiten buiten het werk nodig voor hun welzijn. Het werk van de ADL-hond past wel beter bij het meest gebruikte ras dan dat van de geleidehond.
Dit zijn de belangrijkste bevindingen uit mijn onderzoek. Gelet op de beperkingen bij het onderzoek moet met de conclusies voorzichtig worden omgegaan.
Lotte Bloemendaal heeft een natuurgeneeskundige adviespraktijk, Dognature. http://www.dognature.nl" onclick="window.open(this.href);return false;
[KADER 1E TEKSTPAGINA]
Geleidehond en ADL-hond
Een geleidehond leidt zijn baas veilig over straat. De baas weet waarheen hij wil en geeft route aanwijzingen aan de hond, zoals links of rechts. De baas moet dus zelf de weg weten. De hond omzeilt op eigen initiatief obstakels en stopt voor stoepjes en trappen. Op commando zoekt hij een deur, een bushalte, een treiningang, een lege zitplaats. De geleidehond werkt voor een deel zelfstandig, op eigen initiatief. Hij moet soms zelfs een commando weigeren, wanneer het opvolgen ervan leidt tot een onveilige situatie.
Een ADL-hond assisteert bij activiteiten in het dagelijks leven, bijvoorbeeld jas uittrekken, apporteren van allerlei dingen zoals de post, voorwerpen oprapen, licht- of liftknoppen bedienen, deuren open en dicht doen. De hond vervult deze opdrachten uitsluitend op commando van de baas, maar zal, wanneer hij ervaring opdoet, op de hulpvraag gaan anticiperen, bijvoorbeeld wanneer hij wat hoort vallen.
Foto’s
(Als iemand de hele thesis wil, stuur me dan een pb en ik breng je dan in contact met Lotte, de auteur)