Tweede Kamer over regels voor hobbyfokkers
Geplaatst: 06 apr 2013, 21:02
Ter lering en vermaak:
MOTIE VAN HET LID VAN GERVEN (nav Wet Dieren red.)
Voorgesteld tijdens het Notaoverleg van 25 maart 2013
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat 92% van de fokkers onder de hobbydefinitie valt en juist
bij hobbyfokkers veel erfelijk ziekelijke dieren worden gefokt; overwegende dat met de uitzonderingsbepaling voor hobbyfokkers, een gat in de regelgeving wordt gecreëerd, waar praktisch iedereen zich op kan beroepen; verzoekt de regering, de uitzonderingsbepaling voor hobbyfokkers met minder dan twintig jonge dieren per jaar uit het voorgestelde besluit te halen;
verzoekt de regering tevens, een zorgplicht in te voeren die ook een gezond fokbeleid voor dieren behelst; verzoekt de regering voorts, de aansprakelijkheidsregelgeving aan te scherpen zodat foute fokkers aansprakelijk gesteld kunnen worden voor het verkopen van een erfelijk ziekelijk dier door een verwijtbaar slecht fok- en gezondheidsbeleid;
verzoekt de regering bovendien, de zinsnede «voor zover mogelijk» te schrappen uit artikel 19 betreffende het voorkomen van schade door fok; verzoekt de regering ten slotte, de maximale vrijheid van onder andere artikel 2.15 van de Wet dieren te benutten om tentoonstelling en reclame
voor doorgefokte dieren te verbieden, en gaat over tot de orde van de dag
Het antwoord van de Staatssecretaris:
'Staatssecretaris Dijksma:
Het is niet zo dat mensen met minder dan twintig jonge dieren geen regels tegenkomen. Ook voor deze groep gelden wel degelijk regels, alleen heb je natuurlijk ook broodfokkers die veel meer dieren fokken. Daar gelden weer net wat zwaardere en andere regels voor. We hebben geprobeerd om de kerk wat in het midden te houden, maar wellicht is dat juist tegen het zere been.
De heer Van Gerven (SP):
De staatssecretaris raakt hiermee toch de kern van het probleem. Ze kan wel de kerk in het midden laten, maar juist de categorie waarin de meeste problemen zitten, wordt wat meer ontzien vanwege die uitzonderingsbepaling. Dat is tegen het zere been van de SP. We zullen ons beraden over de vraag of we een gewijzigde motie willen indienen. Ik denk niet dat dit de bedoeling van de staatssecretaris kan zijn.
Staatssecretaris Dijksma:
Over hen die anders dan in uitoefening van een beroep of bedrijf met gezelschapsdieren fokken, staat nu in de wet: voorkomt voor zover mogelijk dat de gezondheid en het welzijn van de nakomelingen of het oude dier wordt benadeeld door de wijze waarop met het dier wordt gefokt, waarbij rekening wordt gehouden met anatomische, fysiologische en gedragskenmerken.
Er staat dus een bepaling in volgens welke je daaraan dient te voldoen, ook als je minder dan zoveel dieren per jaar fokt. Er is dus geen uitzondering in de zin dat wij vanuit de overheid zeggen: wij houden twee handen voor de ogen en wij kijken niet als het om die groep gaat. In dat geval zou de heer Van Gerven natuurlijk volstrekt gelijk hebben. Deze bepaling staat er echter niet voor niets in. Daar komt nog de jurisprudentie bij die er sinds kort is en waarmee ik wel blij ben. In die jurisprudentie wordt er geen rekening mee gehouden of je nu twintig dieren per jaar fokt of veel meer. Als je een dier met defecten moedwillig verkoopt aan iemand, heb je potentieel financieel grote schade.
Ook daarom moeten hobbyfokkers tegenwoordig alert zijn. Zij hebben te maken met de jurisprudentie en kunnen, terecht, tegen de lamp lopen. Het is dus niet zo dat deze groep als het ware door de regels heen fietst, om het maar even zo te zeggen.
De voorzitter:
Als voorzitter heb ik toch nog een probleem. Ik zou namelijk graag willen dat
u tot een waardering komt.
Staatssecretaris Dijksma:
Dan moet ik de motie ontraden. Ik probeer dat echter met alle nuances te doen want, nogmaals, discussiëren met moties is altijd lastig, zeker als er wel tien
dingen in een motie staan.
De voorzitter:
Maar het is heel helder. U ontraadt de motie in deze vorm, en ik heb de heer
Van Gerven horen formuleren dat hij nadenkt over een wijziging. Dat zullen wij dan zien."
MOTIE VAN HET LID VAN GERVEN (nav Wet Dieren red.)
Voorgesteld tijdens het Notaoverleg van 25 maart 2013
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat 92% van de fokkers onder de hobbydefinitie valt en juist
bij hobbyfokkers veel erfelijk ziekelijke dieren worden gefokt; overwegende dat met de uitzonderingsbepaling voor hobbyfokkers, een gat in de regelgeving wordt gecreëerd, waar praktisch iedereen zich op kan beroepen; verzoekt de regering, de uitzonderingsbepaling voor hobbyfokkers met minder dan twintig jonge dieren per jaar uit het voorgestelde besluit te halen;
verzoekt de regering tevens, een zorgplicht in te voeren die ook een gezond fokbeleid voor dieren behelst; verzoekt de regering voorts, de aansprakelijkheidsregelgeving aan te scherpen zodat foute fokkers aansprakelijk gesteld kunnen worden voor het verkopen van een erfelijk ziekelijk dier door een verwijtbaar slecht fok- en gezondheidsbeleid;
verzoekt de regering bovendien, de zinsnede «voor zover mogelijk» te schrappen uit artikel 19 betreffende het voorkomen van schade door fok; verzoekt de regering ten slotte, de maximale vrijheid van onder andere artikel 2.15 van de Wet dieren te benutten om tentoonstelling en reclame
voor doorgefokte dieren te verbieden, en gaat over tot de orde van de dag
Het antwoord van de Staatssecretaris:
'Staatssecretaris Dijksma:
Het is niet zo dat mensen met minder dan twintig jonge dieren geen regels tegenkomen. Ook voor deze groep gelden wel degelijk regels, alleen heb je natuurlijk ook broodfokkers die veel meer dieren fokken. Daar gelden weer net wat zwaardere en andere regels voor. We hebben geprobeerd om de kerk wat in het midden te houden, maar wellicht is dat juist tegen het zere been.
De heer Van Gerven (SP):
De staatssecretaris raakt hiermee toch de kern van het probleem. Ze kan wel de kerk in het midden laten, maar juist de categorie waarin de meeste problemen zitten, wordt wat meer ontzien vanwege die uitzonderingsbepaling. Dat is tegen het zere been van de SP. We zullen ons beraden over de vraag of we een gewijzigde motie willen indienen. Ik denk niet dat dit de bedoeling van de staatssecretaris kan zijn.
Staatssecretaris Dijksma:
Over hen die anders dan in uitoefening van een beroep of bedrijf met gezelschapsdieren fokken, staat nu in de wet: voorkomt voor zover mogelijk dat de gezondheid en het welzijn van de nakomelingen of het oude dier wordt benadeeld door de wijze waarop met het dier wordt gefokt, waarbij rekening wordt gehouden met anatomische, fysiologische en gedragskenmerken.
Er staat dus een bepaling in volgens welke je daaraan dient te voldoen, ook als je minder dan zoveel dieren per jaar fokt. Er is dus geen uitzondering in de zin dat wij vanuit de overheid zeggen: wij houden twee handen voor de ogen en wij kijken niet als het om die groep gaat. In dat geval zou de heer Van Gerven natuurlijk volstrekt gelijk hebben. Deze bepaling staat er echter niet voor niets in. Daar komt nog de jurisprudentie bij die er sinds kort is en waarmee ik wel blij ben. In die jurisprudentie wordt er geen rekening mee gehouden of je nu twintig dieren per jaar fokt of veel meer. Als je een dier met defecten moedwillig verkoopt aan iemand, heb je potentieel financieel grote schade.
Ook daarom moeten hobbyfokkers tegenwoordig alert zijn. Zij hebben te maken met de jurisprudentie en kunnen, terecht, tegen de lamp lopen. Het is dus niet zo dat deze groep als het ware door de regels heen fietst, om het maar even zo te zeggen.
De voorzitter:
Als voorzitter heb ik toch nog een probleem. Ik zou namelijk graag willen dat
u tot een waardering komt.
Staatssecretaris Dijksma:
Dan moet ik de motie ontraden. Ik probeer dat echter met alle nuances te doen want, nogmaals, discussiëren met moties is altijd lastig, zeker als er wel tien
dingen in een motie staan.
De voorzitter:
Maar het is heel helder. U ontraadt de motie in deze vorm, en ik heb de heer
Van Gerven horen formuleren dat hij nadenkt over een wijziging. Dat zullen wij dan zien."