Strijd tussen hond en baas.
-
- Middelgrote hondenneus
- Berichten: 294
- Lid geworden op: 18 jan 2012, 20:30
- Contacteer:
Strijd tussen hond en baas.
De strijd is nog onbeslist. Wie het zal halen, geen idee.
Het strijdtoneel? Een park in de buurt. Het uur? Ontiegelijk vroeg (volgens mij), schandalig laat (volgens hem). Het onderwerp? Vreemd genoeg iets waar we het op elk ander moment van de dag gloeiend over eens zijn.
Het begint nochtans allemaal heel onschuldig. Of zo lijkt het toch. Strijder 1 (Doby) kijkt strijder 2 (ik) vragend aan.
Ik beantwoord zijn blik. Chagrijnig. Is het dan echt zo moeilijk om me een beetje rust te gunnen? Een beetje rust: om de watten in mijn hoofd te laten oplossen. Om olie tussen mijn roestige radertjes te krijgen. Om mijn koude, traag stromende bloed te laten opwarmen.
Ik heb een ochtendhumeur. Aanspreken is niet aan te raden, storen ten zeerste te vermijden.
Strijder 1 is echter een ochtendhond. Zo eentje die klaarwakker rechtveert bij het horen van de wekker. Die nauwelijks kan wachten tot we uit wandelen gaan. En die in tussentijd dan maar het badkamertapijtje aanvalt.
En strijder 1 wil spelen. Nu
“Baasje heeft geen speelgoed bij”, zeg ik, overtuigd van een makkelijke overwinning.
En zie met lede ogen aan hoe hij dit interpreteert als: "Zoek bal". En alle hagen enthousiast afspeurt. Hagen die stuk voor stuk tennissers van al te kijklustig publiek moeten vrijwaren. Hagen die gretig elk balletje inslikken dat er abuisievelijk op landt. En hagen van waaruit nu een triomfantelijke ochtendhond opduikt. Met bal.
“Je gewrichten zijn nog niet opgewarmd”, verdedig ik me.
En kijk zuchtend toe hoe hij die gewrichten dan maar opwarmt met een verwoede jacht op stokken. Niet zomaar stokken: alleen de grootste exemplaren, met de meeste zijtakken. Hij kan ze nauwelijks opheffen. Meesleuren lukt, vanwege al die zijtakken die voor en tussen zijn poten raken, ook niet goed. Struikelend en zwoegend, het hele pad versperrend, komt hij op me af.
Ik kan een glimlach niet langer onderdrukken. “Wat een mooie stok!’, prijs ik hem. Meneertje interpreteert het als een teken van de nakende overwinning, en sleurt elke stok hoopvol een 200-tal meter mee.
En laat die dan liggen voor de volgende dag.
En zo heeft op een goede dag de eerste stok het volledige rondje afgelegd. En is terechtgekomen op een veldje met de ideale grootte voor spelletjes. Aan het einde van de wandeling. Wanneer bij mij de ergste watten een beetje uitgedund zijn. “Spelletje?”, vraagt hij. “Spelletje.”, antwoord ik. Zijn ogen schitteren, en ik gier het uit. Wakkerder dan anders kom ik thuis.
Niettemin brengt de volgende dag een nieuwe veldslag. Die ik opnieuw verlies. Aan het eind van de wandeling. Waar onze stok geduldig ligt te wachten.
Een paar dagen later ga ik nog steeds de deur uit in de vaste overtuiging vandaag echt, echt, echt niet te spelen. Maar saboteer nu mezelf, door onze stok in een boom bij het veldje te verstoppen. Zodat we elke ochtend verzekerd zijn van een spelletje. Aan het eind van onze wandeling.
Vandaag spring ik gezwinder dan ooit uit bed. Het eeuwige “ik blijf nog een paar minuutjes liggen” vervangen door een: “Joepi, straks gaan we spelen!” Ik kleed me aan, en voor ik de deur uitga, gooi ik een tas over mijn schouder. Een tas vol speeltjes.
Ze zullen pas aan het eind van de wandeling tevoorschijn komen, dat nog wel.
Maar op dat punt zal er weinig meer te merken zijn van een ochtendhumeur. Daarna al helemaal niet. Een strijdende, volhardende ochtendhond blijkt het beste antigif.
Het strijdtoneel? Een park in de buurt. Het uur? Ontiegelijk vroeg (volgens mij), schandalig laat (volgens hem). Het onderwerp? Vreemd genoeg iets waar we het op elk ander moment van de dag gloeiend over eens zijn.
Het begint nochtans allemaal heel onschuldig. Of zo lijkt het toch. Strijder 1 (Doby) kijkt strijder 2 (ik) vragend aan.
Ik beantwoord zijn blik. Chagrijnig. Is het dan echt zo moeilijk om me een beetje rust te gunnen? Een beetje rust: om de watten in mijn hoofd te laten oplossen. Om olie tussen mijn roestige radertjes te krijgen. Om mijn koude, traag stromende bloed te laten opwarmen.
Ik heb een ochtendhumeur. Aanspreken is niet aan te raden, storen ten zeerste te vermijden.
Strijder 1 is echter een ochtendhond. Zo eentje die klaarwakker rechtveert bij het horen van de wekker. Die nauwelijks kan wachten tot we uit wandelen gaan. En die in tussentijd dan maar het badkamertapijtje aanvalt.
En strijder 1 wil spelen. Nu
“Baasje heeft geen speelgoed bij”, zeg ik, overtuigd van een makkelijke overwinning.
En zie met lede ogen aan hoe hij dit interpreteert als: "Zoek bal". En alle hagen enthousiast afspeurt. Hagen die stuk voor stuk tennissers van al te kijklustig publiek moeten vrijwaren. Hagen die gretig elk balletje inslikken dat er abuisievelijk op landt. En hagen van waaruit nu een triomfantelijke ochtendhond opduikt. Met bal.
“Je gewrichten zijn nog niet opgewarmd”, verdedig ik me.
En kijk zuchtend toe hoe hij die gewrichten dan maar opwarmt met een verwoede jacht op stokken. Niet zomaar stokken: alleen de grootste exemplaren, met de meeste zijtakken. Hij kan ze nauwelijks opheffen. Meesleuren lukt, vanwege al die zijtakken die voor en tussen zijn poten raken, ook niet goed. Struikelend en zwoegend, het hele pad versperrend, komt hij op me af.
Ik kan een glimlach niet langer onderdrukken. “Wat een mooie stok!’, prijs ik hem. Meneertje interpreteert het als een teken van de nakende overwinning, en sleurt elke stok hoopvol een 200-tal meter mee.
En laat die dan liggen voor de volgende dag.
En zo heeft op een goede dag de eerste stok het volledige rondje afgelegd. En is terechtgekomen op een veldje met de ideale grootte voor spelletjes. Aan het einde van de wandeling. Wanneer bij mij de ergste watten een beetje uitgedund zijn. “Spelletje?”, vraagt hij. “Spelletje.”, antwoord ik. Zijn ogen schitteren, en ik gier het uit. Wakkerder dan anders kom ik thuis.
Niettemin brengt de volgende dag een nieuwe veldslag. Die ik opnieuw verlies. Aan het eind van de wandeling. Waar onze stok geduldig ligt te wachten.
Een paar dagen later ga ik nog steeds de deur uit in de vaste overtuiging vandaag echt, echt, echt niet te spelen. Maar saboteer nu mezelf, door onze stok in een boom bij het veldje te verstoppen. Zodat we elke ochtend verzekerd zijn van een spelletje. Aan het eind van onze wandeling.
Vandaag spring ik gezwinder dan ooit uit bed. Het eeuwige “ik blijf nog een paar minuutjes liggen” vervangen door een: “Joepi, straks gaan we spelen!” Ik kleed me aan, en voor ik de deur uitga, gooi ik een tas over mijn schouder. Een tas vol speeltjes.
Ze zullen pas aan het eind van de wandeling tevoorschijn komen, dat nog wel.
Maar op dat punt zal er weinig meer te merken zijn van een ochtendhumeur. Daarna al helemaal niet. Een strijdende, volhardende ochtendhond blijkt het beste antigif.
Heel mooi verhaal.
Als ik 's ochtends wakker wordt, kijk ik altijd naar het portret van onze Zippo dat op de overloop hangt en dan schiet meteen door mijn hoofd: Ja, opstaan, de hondjes moeten uit.
Dat maakt het opstaan zoveel makkelijker, want na de wandeling ben je lekker fris en klaar om aan de slag te gaan.
Ik zou het nooit meer willen missen.
Als ik 's ochtends wakker wordt, kijk ik altijd naar het portret van onze Zippo dat op de overloop hangt en dan schiet meteen door mijn hoofd: Ja, opstaan, de hondjes moeten uit.
Dat maakt het opstaan zoveel makkelijker, want na de wandeling ben je lekker fris en klaar om aan de slag te gaan.
Ik zou het nooit meer willen missen.
-
- Middelgrote hondenneus
- Berichten: 404
- Lid geworden op: 01 jul 2011, 13:49
- Locatie: Helchteren België
- Contacteer:
-
- Middelgrote hondenneus
- Berichten: 294
- Lid geworden op: 18 jan 2012, 20:30
- Contacteer:
-
- Speurneus
- Berichten: 31167
- Lid geworden op: 18 apr 2004, 04:41
- Locatie: hengelo (o)
- Contacteer:









-
- Speurneus
- Berichten: 8309
- Lid geworden op: 30 sep 2008, 11:29
- Locatie: emmeloord
-
- Middelgrote hondenneus
- Berichten: 294
- Lid geworden op: 18 jan 2012, 20:30
- Contacteer: