De lezing van Marcel Nijland kende drie thema´s: vorm en functie, de rasstandaard en het begrip dual purpose.
Vorm en functie. In de natuur heeft ieder wezen de meest optimale vorm voor zijn functie. Ieder organisme is aangepast aan de eisen die de omgeving stelt. Ook bij de hond zou dat zo moeten zijn. Dus dat de functie van de hond zijn uiterlijke vorm bepaalt. Overigens moet functionaliteit ook de niet-zichtbare kenmerken bepalen, zoals skelet, spiermassa en spiersamenstelling, gedrag, zuurstofopnamecapaciteit e.d. Idealiter zou de rasstandaard de functionaliteit moeten ondersteunen. Dat is nu soms niet zo. Bij rassen die vooral op snelheid moeten functioneren, zou het optimale gewicht ong. 30 kg moeten zijn, de verhouding borstdiepte - beenlengte ong. 1 : 1,3 en die dieren moeten een laag natuurlijk vetpercentage hebben (dit is genetisch bepaald!). Bij rassen die op duur / uithoudingsvermogen worden gefokt zou het optimale gewicht 20 - 25 kg moeten zijn, met een borstdiepte - beenlengte verhouding van 1 : 1,2 en een normaal vetpercentage (nodig voor de energie). We kregen een uitleg over functioneel gangwerk, hoe een hond het meest efficiënt beweegt. Een ver uitgrijpend voorbeen zegt niks. De voetplaatsing is toch constant, nl. onder het stuk tussen oor en oog. Ook de achtervoetplaatsing is vrij constant, nl. net voor de loodlijn vanuit de heup. Bij meer snelheid neemt de pasfrequentie toe. Het skelet moet brede botuiteinden hebben voor een grote hefboomwerking op de spieren en pezen. T.o.v. bijv. het jachtluipaard hebben windhonden veel minder brede botuiteinden en zijn dus minder functioneel gebouwd.
De spiersamenstelling is erfelijk. Daar kan dus ook op gefokt worden. Spieren zijn opgebouwd uit verschillende type vezels, sprinters hebben andere vezels nodig dan langeafstanddravers.
In het kader van vorm en functie noemde hij nog de verschillen tussen oog-honden (border collies) en neushonden.
De rasstandaard vraagt soms een vorm die niet of niet meer functioneel is. Bij de Duitse Herder wordt een ´draverslichaam´ gevraagd, terwijl er nauwelijks nog Duitse Herders werken als herdershond. Zie hierboven wat het ideale lijf voor een draver zou zijn, in ieder geval lichtgebouwd en niet al te groot. Dat ras wordt nu voor heel andere taken gebruikt, m.n. waak- en verdediging en politiewerk, waarbij een imposante lichaamsbouw functioneler is.
In de rasstandaard van de Labrador worden tonvormige ribben gevraagd. Deze zouden het drijfvermogen en de longinhoud bevorderen. Hij liet met een aantal beelden zien dat een brede borstkas juist helemaal niet gunstig is voor een optimale ademhaling. Een brede borstkas kan niet erg veel meer uitzetten en bovendien is de ´intrapulmonale luchtstroom´ minder goed dan bij een platte borstkas. Ook wordt de functionaliteit van de longen bepaald door de gasstofwisseling in de longen, niet door de inhoud.
Gewicht en grootte hebben ook invloed op de functionaliteit. In het algemeen gaat gewicht ten koste van loopvermogen, beweeglijkheid en belastbaarheid. Grotere honden hebben een tragere hartslag en ademhaling. Ook slijten grote en zware honden sneller (artrose).
Hij stelt: < 20 kg: relatief weinig gevoelig voor overbelasting / blessures. Tussen 20 - 30 kg: kleine onvolkomenheden in lichaamsbouw kunnen gecompenseerd worden, o.a. via weloverwogen training. Gemiddelde arbeidsduur neemt wel af, vaak met 5 à 6 jaar al slijtageklachten. > 30 kg: kleine onvolkomenheden vragen om aanpassing van de activiteiten.
Dan het begrip dual purpose. Hier noemde hij ook het begrip aanleg / talent. De werkelijke kwaliteit van een hond blijkt meestal pas na een volledige training. In de basistraining merk je nog niet zo veel verschil. Echte verschillen worden pas merkbaar in de vervolgtraining. Dan zit een gewone hond al snel aan zijn plafond, terwijl een talentvolle hond nog verder ontwikkelt. Dit gegeven heeft gevolgen voor de fokkerij, met name bij rassen met een dekmaximum. Het aantal dekkingen moet je dus spreiden over de tijd, zodat een toptalent ook op latere leeftijd nog mag dekken, als dat talent pas ten volle ontdekt is.
Dat was het verhaal van Marcel Nijland. Ook weer veel stof tot nadenken
Hanneke